Over de Zwartkop
Verdere kenmerken van het volwassen mannetje: vuilgrijze bovendelen, grijze oorstreek, kin, keel, en borst. Bij het vrouwtje zijn deze delen overwegend grijsbruin. Een eerstejaars mannetje kan tot diep in de herfst een bruine hoofdtooi dragen, waarin hoogstens enkele zwarte streepjes te zien zijn. In de loop van de winter dijen deze streepjes uit tot het bekende zwarte petjes.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Sylvia atricapilla
Familie
Sylviidae
Habitat
Gemengde loofbossen met onderbegroeiing, tot aan tuinen. Het is een echte struikbewoner.
Voedsel
Zwartkoppen zijn insekteneters, maar lusten bij gebrek aan beter ook wel stukjes peer, appel, bessen of de krenten en rozijnen uit het kerstbrood.
Hoogte
13-15cm
Gewicht
14-20g
Levensduur
1 - 13 Jaar
Broedtijd
April-Juni
Nest
De nestbouw wordt aanvankelijk door het mannetje uitgevoerd. Hij begint met het ruwe werk en laat vervolgens het vrouwtje voor de afwerking zorgen.
Geluid
Roept hard 'tek' of 'tet'. Pas uitgevlogen jongen klinken als 'iedat'. De muzikale zang wordt door sommige beschouwd als de mooiste vogelzang. Ze bestaat uit twee delen: het eerste deel is zacht 'babbelend' dat overgaat in hoge heldere fluittonen.
Kenmerken
Zwartkoppen zijn zomervogels, die normaal gesproken in de herfst naar het zuiden trekken. Maar niet alle zwartkoppen doen dat. Zwartkoppen blijven steeds vaker hier. Vooral in het westelijk deel van Nederland, waar het door de invloed van de zee meestal wat milder is. Sommigen wijten het aan onze goed voorziene voedertafels in winterse tijden. De zwartkop is als een soort alleseter. Zelfs brood wordt met graagte gegeten en verder allerlei soorten wintervoer, vet, appels en zaden. Hetgeen op zich niet zo bijzonder is, want veel insektenetende zangvogels schakelen in het najaar op ander voedsel over.
Eind maart verschijnen de mannetjes terug in ons land. Zij kiezen het broedterritorium uit, bezetten dit, verdedigen het tegen andere mannetjes met hun zang en trachten tegelijkertijd daarmee een vrouwtje te lokken. Na het leggen van de eieren worden deze om beurten door de vogels bebroed. Na twee weken zien de jongen het levenslicht en na nog eens veertien dagen kunnen deze al uitvliegen. Het is gebruikelijk dat nog met een tweede broedsel wordt aangevangen.
Jongen
1 legsel van 4 tot 5 beige eieren met bruine vlekken