Mijn geluid
Volume Volume off
(Carduelis carduelis)

Putter

De putter (Carduelis carduelis) is een slanke vink-achtige, maar kleiner dan de huismus. De putter heeft een opvallend bont verenkleed. In de vlucht is er sprake van een opvallende, brede vleugelstreep. Hij heeft een zwart-witte kop met een rood gezicht. Het juveniel is onopvallend grijs-bruin gestreept, maar heeft wel een gele vleugelstreep.

Over de Putter

Behalve als broedvogel komt de Putter ook als doortrekker regelmatig bij ons voor. In de trektijd en de winter zijn vaak enkele tientallen Putters bij elkaar te zien, foeragerend op ruige terreintjes met veel onkruidzaden. Sedert 1977 is de Putter in ons land flink toegenomen en is tegenwoordig tot diep in de steden een normale verschijning en een welkome aanvulling op de avifauna van die steden. Op het waddeneiland Texel is de Putter nog steeds een schaarse broedvogel, waarvan ook in de winter weinig waarnemingen worden gedaan.

Specificaties

Wetenschappelijke naam Carduelis carduelis
Familie Fringillidae
Habitat De putter broedt in lichte bossen, bosschages, boomgaarden, dorpstuinen en buitenwijken van steden. Na de broedtijd zijn ze ook te vinden in groepen op zaaddragende struiken en distels in wegbermen en braakliggende terreinen. Trekvogel.
Voedsel De putter eet zaden van allerlei planten. Vooral distelzaden spelen een belangrijke rol. Tijdens de broedtijd worden er ook insecten gegeten, met name bladluizen.
Hoogte 12-14cm
Gewicht 14-17g
Levensduur 1 - 10 Jaar
Broedtijd April - Augustus
Nest De vrouwelijke putter bouwt een dik, viltig nest van zaadpluis, mos en gras en meestal in de buitenste takken in de kroon van bomen.
Geluid De putter roept kenmerkend een klingelend 'stiegliet-tiegeliet'. Ook is er sprake van een krassende 'giezz'. De putter heeft een snel voorgedragen, niet luide, kwetterende zang vermengd met kenmerkende roeptonen.
Kenmerken In Nederland is de Putter vooral in het westen en midden het gehele jaar aanwezig, terwijl in België de soort juist in het oosten acte de présence geeft. De broedgebieden van de Britse en continentale ondersoort van de Putter grenzen in Nederland aan elkaar. De Britse ondersoort (C.c. britannica) heeft zich over het algemeen gevestigd in de bebouwde kommen, soms zelfs in een losse kolonievorm. De continentale vorm (C.c. carduelis) moet hier echter niets van hebben en broedt het liefst ver van enige bebouwing.
Jongen 2 broedsels. Per legsel 4 tot 6 roodgestippelde, witte eieren

Kenmerken