(Poecile Montanus)

Matkop

De matkop (Poecile Montanus) lijkt erg veel op de glanskop.

Over de Matkop

Hij heeft een onopvallend grijsbruin verenkleed, met een dofzwarte kopkap en witte wangen. Onder de snavel bevindt zich een grotere zwarte keelvlek dan bij de glanskop. Zijn flanken zijn meestal iets donkerder en op de vleugels van de matkop bevindt zich doorgaans een lichte vleugelvlek.

Specificaties

Wetenschappelijke naam Poecile Montanus
Familie Paridae
Habitat De matkop leeft het hele jaar door in Noord en Midden Europa. Het is een typische bosvogel van vochtige naald- of loofbossen maar komt ook voor in berggebieden, meestal op meer vochtige plaatsen dan de glanskop. Hij is een minder frequente bezoeker van voedertafels dan de glanskop.
Voedsel De matkop eet in het voorjaar en de vroege zomer vooral insecten, insectenlarven, spinnen en andere kleine dieren. Ook worden er vanaf de late zomer zaden gegeten.
Hoogte 12cm
Gewicht 10-12g
Levensduur 1 - 3 Jaar
Broedtijd April-Mei
Nest De nestholen worden gemaakt in rottend of zeer zacht hout en soms worden gaten die begonnen zijn door spechten uitgebouwd. Soms broedt hij ook in nestkasten.
Geluid Zijn roep begint met 2 korte hoge tonen welke gevolgd worden door langer gerekte, nasale tonen 'tsie tsie dèèh' of 'tsie tsie dèèh dèèh'. Soms wordt er ook alleen 'dèèh dèèh' geroepen waarbij de 'dèèh'-toon langer en zwakker is dan dat van de glanskop. Zijn zang gaat als volgt: 'pjuu-pjuu-pjuu-pjuu-pjuu'. Dit is meestal iets dalend in toon en langzamer dan de glanskop.
Kenmerken De matkop heeft een dubbelganger de glanskop, die uiterlijk nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Het is een standvogel en zelden verder te vinden dan enkele tientallen kilometers buiten zijn broedgebied. De matkop hakt z'n eigen nestholte bij voorkeur in het zachte hout van dode berken.
Jongen 1 broedsel. Het legsel bestaat uit 6 tot 9 witte gespikkelde eieren. Het vrouwtje bebroedt de eieren gedurende 14 dagen. Beide ouders zorgen nog 2 à 3 weken voor hun kroost.wat w

Kenmerken