Over de Goudvink
Hij heeft een korte, dikke snavel, een zwarte kruin en gezicht. Hij heeft een witte stuit welke vooral opvallend is tijdens het vliegen. Het mannetje heeft een lichtgrijze rug en een diep rozerode onderzijde. Het vrouwtje heeft een grijsbruine rug en een minder intens gekleurde roze onderzijde. Het juveniel heeft een grijsbruine kop zonder donkere kap.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Pyrrhula pyrrhula
Familie
Fringillidae
Habitat
De goudvink komt wijdverspreid voor. Hij broedt in bossen, parken, begraafplaatsen, tuinen, boomgaarden, bosranden en lanen. Het is vooral een standvogel.
Voedsel
De goudvink eet knoppen, zaden, groene plantendelen, bessen en insecten.
Hoogte
15cm
Gewicht
21-27g
Levensduur
1 - 5 Jaar
Broedtijd
April-Augustus
Nest
Het nest is goed verborgen in naaldbomen, soms ook in hagen en struiken.
Geluid
De goudvink roep kort, weemoedig, fluitend 'djuu' of 'duu'. Bij het opvliegen maakt hij korte roepjes zoals 'buut buut buut'. Zijn zachte zang bestaat uit zwakke, aarzelende fluittonen vermengd met knarsende en krassende tonen.
Kenmerken
In tegenstelling tot veel andere tuinvogels, zoals de fitis, blijven paartjes het hele jaar trouw aan elkaar. Het mannetje neemt de leiding bij het kiezen van een nestplaats. Hij leidt het vrouwtje naar de plek waar het nest gebouwd moet worden, meestal bij een dichte heg of den. De jongen worden wel door beide ouders gevoerd. Het favoriete voedsel van de goudvink zijn zaden. Ook eet hij knoppen van fruitbomen tegen het einde van de winter. Toen ze nog talrijk waren zorgden ze voor veel schade bij boeren. Heel soms willen ze voederstations in tuinen bezoeken. Ze eten dan voornamelijk pinda’s en zwarte zonnebloempitten.
Jongen
2 broedsels, per legsel 4 tot 6 paarsgestreepte, groenblauwe eieren