Over de Heikikker
Hij heeft een lichte rugstreep. De keel en de buik zijn zeer licht gekleurd. Achter de ogen is een grote, donkerbruine vlek aanwezig. De heikikker heeft een korte, spitse snuit. De graafknobbel (= metatarsus-knobbel) aan zijn achterpoten is lang en hard. In de paartijd kleuren de mannetjes van de heikikker licht tot fel blauw.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Rana arvalis
Familie
Ranidae
Habitat
Het verspreidingsgebied van de heikikker strekt zich van het westelijke Centraal-Europa tot ver naar Siberië uit. Hij is gebonden aan vochtig terrein en leeft voornamelijk in vochtige heidegebieden, in hoog- en laagveengebieden en in moerasbossen.
Voedsel
Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine ongewervelde dieren zoals insecten, wormen, slakken en spinnen, die met de tong gegrepen worden.
Hoogte
4-6cm
Gewicht
50g
Levensduur
1 - 11 Jaar
Broedtijd
Februari-April
Nest
Vanaf eind februari tot begin april begeven heikikkers zich richting hun voortplantingswateren waar de vrouwtjes na de paartijd hun kikkerdril zullen afzetten.
Geluid
De lokroep van het mannetje is relatief zacht en lijkt op het bubbelende geluid van een fles die onder water gevuld wordt.
Kenmerken
Het meest opvallende is de blauwe kleur van het mannetje tijdens de paartijd.
Hij is één van de eerste kikkers, die in het voorjaar aan voortplanting begint.
De heikikker is een bedreigde en beschermde diersoort.
Jongen
De afgezette eiklompen bevatten 500 tot 3000 eitjes en worden in ondiepe zonbeschenen poeltjes gelegd. Na 1 tot 4 weken kruipen de zwarte kikkervisjes uit hun ei. Eind juni verlaten ze het water als kikkertjes.